16 november 2025

The Bee Sting


Wat een boek… Wat een geweldig boek. Zo tragisch, zo komisch, zo vol mededogen. Zo indrukwekkend zichzelf. Zo prachtig geschreven. Een boek dat op elke bladzijde een beetje ontploft in je hoofd, door schitterende zinnen, onverwachte wendingen, veranderende ritmes, inzichten, … The Bee Sting van de Ierse auteur Paul Murray (vertaald als De bijensteek) is het allemaal, en nog veel meer. Een grote dikke familieroman over de tragische familie Barnes die je als lezer alle hoeken van je emotionele kamer laat zien. Een dik boek dat overvol is van goede ideeën waarbij je je regelmatig afvraagt waar dat allemaal vandaan komt. Een boek over mensen die overeind proberen te blijven wanneer de grond onder hun voeten weg begint te schuiven en niet altijd beseffen dat ze zonder elkaar hun toekomst niet zullen overleven. En een boek dat op een originele manier ingaat op de grote ecologische uitdagingen van vandaag en morgen, zonder je gemakkelijke troost te bieden.

Het boek draait om de levens van de familie Barnes, met vader Dickie, moeder Imelda, dochter Cass en zoon PJ. Het speelt ergens in de nasleep van de economische recessie in het landelijke Ierland. Na de grote economische boom in het land, begint het slechter te gaan. En dat voelt Dickie heel goed. Hij heeft de autogarage van zijn vader Maurice overgenomen, heeft een tijd heel goede zaken gedaan, maar nu gaat het slecht. Hij doet zijn best om het te verbergen, maar het wordt erger en erger. Zijn vrouw Imelda, die was gewend aan een rijke levensstijl, doet ook haar best om de schijn op te houden, maar moet spullen verkopen op eBay. Cass is 17, maakt zich enorm zorgen over de klimaatcrisis en beschouwt haar vaders bedrijf als een van de veroorzakers van al dat leed. Ze vindt haar ouders, met name haar moeder, oppervlakkig en onuitstaanbaar. Ze heeft een intense, maar nogal onevenwichtige, vriendschap met Elaine, naar wie ze erg opkijkt. Met haar wil ze naar Dublin gaan om te gaan studeren en zo te ontsnappen. PJ is 12, een naïeve jongen die net tussen kind en toekomstige puber zit. Hij probeert het gezin bij elkaar te houden, is bang dat hij zal worden weggestuurd naar een kostschool als het fout gaat tussen zijn ouders. Op school is hij het slachtoffer van een bully. Alle vier zoeken ze onhandig hun weg, waarbij ze door onhandige keuzes of tegenslag hun eigen ellende nog vergroten. Er is dus ook nog Maurice, de vader van Dickie, die het bedrijf succesvol maakte in de goede jaren, en nu zit te rentenieren in Portugal. Kan hij redding brengen? En er is Mike, de vader van Elaine, die enkele (economische en amoureuze) buitenkansen ziet in de neergang van de garage.

Het boek is heel ingenieus opgebouwd, in verschillende vormen en registers. Je leert als lezer de voorgeschiedenis kennen van Dickie en Imelda. Hun verhalen worden geweven tussen de tragikomische gebeurtenissen in het nu. Imelda, die uit een zeer arm en disfunctioneel gezin komt, was ooit hevig verliefd op Frank, de broer van Dickie. Ze zouden trouwen. Dickie was van de twee broers de intellectueel, die in Dublin ging studeren. Frank, een lokale beroemdheid in het voetbal, was de publiekslieveling en zou de garage overnemen. De dingen zijn anders gegaan dan oorspronkelijk gedacht, en ieder probeert er op haar of zijn manier het beste van te maken, al blijven de geesten van vroegere dromen of nooit uitgesproken geheimen de hele tijd in de buurt. Imelda kijkt machteloos toe hoe Dickie samen met een prepper een soort bunker begint te bouwen waar ze zich zullen kunnen beschermen tegen de nakende apocalyps. Ze verlangt naar iets dat de leegte die ze in zich voelt kan helen, nadat de mensen bij wie ze zich echt veilig en geliefd voelde verdwijnen uit het leven. Ze weet ook niet goed wie en hoe ze moet zijn voor haar kinderen, die op hun manier volledig vastlopen in hun pogingen om een plek te vinden in de wereld. Als lezer zie je alles gebeuren. Je zou hen tegen zichzelf willen kunnen beschermen, maar moet toekijken hoe het telkens – nadat het even goed leek te gaan – toch weer een beetje fout gaat.

Wat zo mooi is aan het boek, is dat die vier echt een heel eigen stem hebben en bewegen in een eigen wereld. Je voelt en hoort helemaal hoe het is om twaalf te zijn in zo’n gezin. Je voelt hoe zo’n jongen nog niet begrijpt hoe de dingen in de grote wereld in elkaar zitten en hoe hij via magisch denken de brokken weer zou willen kunnen lijmen. Je voelt hoe zo’n meid van zeventien zich op sleeptouw laat nemen door een vriendin, hoe ze beweegt en handelt in functie van de blikken van anderen, hoe ze zich helemaal laat gaan, hoe ze heel stoer in die grote stad ineens beseft hoe kwetsbaar ze is. In Dickie zie je een man die op alle mogelijke manieren probeert het goede te doen, en zo gezien wil worden, wat ertoe leidt dat hij zichzelf onderuit haalt. En Imelda, die nooit de kans kreeg op een goede opleiding maar wel het ‘mooiste meisje’ was, probeert zich staande te houden, vastbesloten te ontsnappen uit het geweld van haar jeugd.

Het boek werkt op veel niveaus tegelijk, in het verhaal en in de vorm van het boek. Als lezer voel je je de hele tijd betrokken bij deze echte authentieke mensen die stuntelen en struikelen op weg naar hun dromen. Je bent gecharmeerd, je bent kwaad, je moet ongelooflijk lachen, je bent verdrietig, allemaal tegelijk, soms binnen een zelfde pagina. Naargelang de situatie, het moment in de tijd of het personage beweegt de tekst zich ongelooflijk knap in verschillende stijlregisters. De verteller straalt op een of andere manier erg veel zelfvertrouwen uit, neemt je mee in dit boek dat niet zomaar rechtlijnig is en dat geen gemakkelijker ‘closure’ geeft. Het microverhaal van de verhoudingen tussen die mensen staat naast andere lagen. Het boek is ook een reflectie over opgroeien in een ingewikkelde wereld, over relaties tussen ouders en hun kinderen, over de wisselwerking tussen een economische crisis en de kansen van mensen uit verschillende klassen, over levenskeuzes in een land dat lang onder een loodzware druk van de katholieke kerk gebukt ging, en nog veel meer. Zo zit het omgaan met een dreigende klimaatcrisis op een heel ingenieuze manier verwerkt in het boek. Die grote dreiging van daarbuiten, waarop heel verschillende antwoorden mogelijk zijn, uit zich in spanningen tussen familieleden die alleen een beetje verloren lopen.

Dat verloren lopen blijft je misschien wel het meest bij. Op hun manier hebben de vier hoofdpersonages allemaal grotere of kleinere geheimen. Ze vertellen niet alles tegen elkaar, klampen zich soms vast aan iets dat ze zouden willen zijn, iets dat door anderen zal gezien worden, en verliezen zo elkaar. Het boek neemt zijn tijd, al heb je als lezer het gevoel dat het de hele tijd blijft stromen. Maar die tijd geeft breedte aan de personages. Wanneer je in het begin van het boek, door de ogen van de kinderen naar de beide ouders kijkt, dan lijkt het alsof ze oppervlakkige en onwetende wezens zijn. Maar dan neemt het boek alle ruimte om telkens als in een verhaal in het verhaal te schetsen wat er voorafging aan dit nu. En zo ga je stap voor stap heel anders kijken naar Dickie en Imelda. In Dickie zie je iemand die door de maatschappelijke context, onverwachte gebeurtenissen en een gebrek aan moed vastloopt in zijn pogingen om als ‘de goede’ te worden gezien, waarna hij als het ware zichzelf wil laten straffen voor zijn falen. Imelda is misschien wel het meest indrukwekkende personage. Ze is complex, tegelijk gedreven door romantische dromen en ook strategisch uit noodzaak. Ze draagt de kwetsuren van een vreselijke jeugd en probeert te laveren in een ingewikkelde wereld, waarbij die mensen bij wie ze zich echt veilig voelde uit beeld zijn. Het hele boek ademt mededogen voor deze personages die je als het ware de hele tijd kunt horen en zien. Zullen ze het redden? Naarmate je dichter bij het (ongelooflijk spannende) einde van het boek komt, zie je dat ze allemaal elkaar nodig hebben, en dat dat de enige weg is voor hen. En daarmee geeft het boek meteen ook een subtiel antwoord op de grote vragen die het behandelt. The Bee Sting is een magistraal goed boek.

15 november 2025

Verkleinwoord


Een nieuwe week. Je denkt nog aan het mooie concert van zondagmorgen. Hoe die wonderlijke stem en de accordeon om elkaar heen cirkelden.

Je bent alleen op het werk. Het is zo’n tussenindag. Je hapert nog een beetje, ergens in het bekken. (Die ochtend, sok aantrekken, jsakkaaaa!!!, iets schiet in of uit de juiste haak. Even lijkt het of er iets los is, of het heel even stroomt, je krijgt tranen in je ogen. Innerlijke dialoog: blijven bewegen Jean. Pijn of niet, toch maar naar het werk gaan. Stevig doorstappen, proberen een wat salsa-achtige bekkenbeweging te maken tijdens het stappen, er is toch niemand die het ziet.) Het doet nog wat pijn, af en toe.

Op tijd thuis, zodat je op tijd ook weer kunt vertrekken voor de lezing.

Je zoekt een goed plekje in de zaal. (Je had hier ooit nog les, in een vorig leven.) De zaal loopt vol. De auteur komt binnen. Hij antwoordt rustig maar doelgericht op de vragen, zoekt geen veilige omwegen. Wat een mooie mens, denk je.

Een andere dag. De dag dat de oorlog stopte. Je probeert soepel door de stad te stappen naar de plaats van de bijeenkomst. (De salsa is eigenlijk nog steeds suboptimaal.) De mensen komen aan, in kleine golfjes. Je herkent de gezichten van elk jaar. Enkele toespraken. Een koor. (Wat doet ze dat goed steeds, die dirigente.) Elk jaar staan jullie hier. Tot voor enkele jaren was het steeds een ijzig koude dag, dat lijkt voorbij. (Het maakt je een beetje verdrietig.)

Je kijkt nog eens naar de oude foto van de jongen die je ooit was. (Een Jantje.) Ze was bij je zus terechtgekomen, maar reisde terug met jou. Je ziet zoveel. Dat weerbarstige haar dat steeds plat naar voor gekamd werd voor een foto. De golven leggen zich evenwel niet helemaal neer. (Misschien wou de zee je toen al iets zeggen.)

Na de middag, op weg naar het museum in die andere stad. Nog een laatste stuk te gaan in het dikke boek.

Je komt in het museum, je was er nog nooit. Het is heel erg druk, alleszins voor die ene tentoonstelling. Het maakt je een beetje rusteloos. Liever zou je – net als veel anderen – willen dolen door ruimtes die iets leger zijn, met meer stilte tussen jou en die wonderlijke foto’s en die bijzondere schilderijen. De zee is er overal. Het fascineert je. Je voelt de zee, je voelt waar je vandaan komt. En tegelijk is de zee in die foto’s zo onkenbaar. (Misschien duwt ze jouw liefde weg, misschien vraagt ze je te wachten.)

Je gaat ook nog naar de andere zalen, met al die oude schilderijen. Het is er rustig, de ruimtes ademen anders. Je koopt nog het fotoboek en vertrekt weer, iets eerder dan je had voorzien. Je wilt een beetje alleen zijn. De wagon waarin je zit is net iets te vol, net iets te luid (hoewel het de stiltewagon is). Je had even alleen willen zijn met de foto’s, en de zee. Je laat het voor thuis, en leest verder in het dikke boek, dat die avond nog uit zal zijn.

Een andere dag. De kinesiste kijkt naar je bekken en zet alles weer in de juiste haak. Je voelt het meteen. (Misschien zijn er nog allerlei bekkentheorieën denkbaar, maar nu even niet, denk je, en je dartelt naar de trein. Min of meer.)

Die avond is er het panelgesprek. Eerst is er nog de conferentie, waar je de foto’s maakt. Je zoekt hoeken, je zoekt lijnen. (En je kijkt naar de tijd die voorbij gaat.)

(Je denkt, ergens in je huid, aan een kind dat in de wereld zal komen. Je denkt dat het deze dag zal zijn. Het is alsof de rivier je iets zegt.)

Er is nog zoveel te doen, je doet het belangrijkste. In de trein terug maak je de voorbereiding van je tussenkomst die avond. Je loopt nog langs de boekhandel voor een stapel boeken, voor je gasten van die avond. (En tussendoor komen er nog de hele tijd mails, zucht.)

Je bent op tijd in de zaal, de laatste dingen worden voorbereid, de mensen komen binnen, het begint. Het wordt een mooie avond. De man op het scherm is vol lof over de tekst die je maakte. Daarna mag je het panel modereren. (Je probeert het klein te maken, alsof ze nog net iets dichter bij elkaar zitten.) Het gesprek beweegt rustig heen en weer, net zoals je hoopte. Je krijgt veel mooie reacties.

Het duurt lang eer de nacht zich in jou neerlegt.

Een andere dag. Een vroeg overleg. Iets maakt je verdrietig, iets maakt je gelukkig.

Je krijgt een bericht, een kind is in de wereld gekomen. (Je voelt hoe de rivier iets vult in je.)

(Het lijstje is nog steeds lang, dingen schuiven door naar de volgende dag.)

Die avond, een bijzonder etentje. Je zoekt de tafel die voor jou gereserveerd is. Er staat: “Welkom Jan.” Op de tafel daarnaast staat er: “Welkom Janneke.” Het etentje dus. Voor een grote jarige meid. (Je ziet haar groeien, denk je, je mag het zien.) Je kijkt naar het gesprek, hoe het verder beweegt tussen haar, haar mama en zus, en jou. Je probeert iets uit te leggen, over de zin van het leven. (Je probeert woorden te zoeken die je zelf ooit graag had gehoord, denk je, en het is aan jou nu.) Iets ontroert je heel erg. (Iets over plekken.)

De volgende dag. Nog even langs de dokter voor je naar het werk vertrekt. (Toch maar dat onderzoek.)

De vrijdagtekst lijkt wel een stresstest, een lange beweging.

Die namiddag, je hebt twee panelgesprekken te modereren. De zaal is groot, je gasten lijken zo ver weg te zitten op het brede podium. (Je probeert het een beetje kleiner te maken met je stem.) Het gaat goed.

(Het concept ‘vragen uit het publiek’ blijkt ingewikkeld voor sommigen, zoals je had verwacht. Het voorspelbare statement is geen vraag, het is eigenlijk gewoon vermoeiend arrogant. Maar je houdt de pret erin.)

Nog snel even over huis, dat mooie jasje vervangen door een trui. Vertrekken naar je afspraak, er is nog één tafeltje vrij. Een mooi gesprek, je bent erg onder de indruk van de verhalen. Het leven is sterk, gelukkig. (Je bent een beetje moe, zou genoeg nacht moeten laten om de volgende dag nog te doen wat nodig is.)

Een vroege ochtend. Je zou nog enkele uren willen werken aan de presentatie die je die namiddag zult geven.

Je kijkt naar de plant op de tafel. Je probeerde hem te beschermen de voorbije maanden. Het leek min of meer te lukken. Nu niet meer, vrees je. (Misschien is je liefde niet genoeg om iets in het leven te houden.)

Tussen je voorbereiding nog snel even de weekendboodschappen. Je voelt dat je nog een uurtje meer had willen hebben, maar het is tijd om de trein te nemen. Ter plekke pas je nog enkele laatste dingen aan in je presentatie, en dan mag het beginnen. Ze zitten al klaar om naar je te luisteren. Je praat jezelf op gang. (Er is een plek waar je naartoe moet gaan, misschien is dat ook een rivier.) Ze vragen honderduit, je ziet hen denken, terwijl je vertelt. Het is een geschenk.

In de trein terug wil je alleen maar een beetje voor je uit zitten kijken. Op weg naar huis kom je nog iemand tegen die je al lang niet meer gezien had. Het is goed, de dag mag zich neerleggen.

08 november 2025

De rivier


Je denkt nog aan de lange treinrit van de vorige dag. Het was zo fijn even bij je zus te kunnen zijn. De treinreis was een avontuur, wat wel goed was om vorderingen te maken in het dikke boek, dat zich lekker liet weglezen.

En een nieuwe week. Misschien heb je een verhaalverlangen. (Vertel me eens een verhaal, blijft vertellen. Verhalen zijn plekken.

Er blijven nog enkele puntjes over op je lijstje van vorige week, dingen die je nog af te werken hebt. Zoals die tekst voor de Commissie. (Het is allemaal een beetje spannend.)

Een afspraak met een vriendin. Verhalen. Je zou alleen verhalen willen zijn. (De man aan de tafel naast jullie lijkt zo rusteloos dat je de hele tijd afgeleid bent.) Je probeert iets te vertellen over de vragen die je nog niet beantwoord hebt. Je stottert, maar het is goed. (Alleen die man, het is alsof zijn onrust jouw verhaal blokkeert.) Je verontschuldigt je voor het stotteren. (Misschien is het jouw lichaam dat stottert.)

Een andere dag. Het is weer druk op het werk. Verhalen gaan heen en weer.

In de namiddag zijn ze allemaal weg, het wordt weer stil.

Op weg naar het pensioenfeest. Je hebt een rustig plekje. Een jonge vrouw komt naast je zitten en vraagt of ze, over jouw benen heen, haar telefoon mag opladen. Doe maar, zeg je. (Eigenlijk zou je haar ook graag vragen wat haar verhaal is, maar je doet het maar niet.)

Het pensioenfeest, in het trammuseum. Je krijgt met een groepje een rondleiding. De enthousiaste tramliefhebber vertelt honderduit. Over hoe de dingen vroeger waren. Daarbij heeft hij het enkele keren over ‘er zijn nog mensen hier in de wagon die dat nog hebben meegemaakt’. Waarbij hij telkens naar jou kijkt. Je begint je een beetje zorgen te maken. (Zie ik er zo oud uit? Ik ben toch niet de oudste hier? En deze tram is van 1902?) Terug uit de tram vraagt iemand je hoe lang je nu al op pensioen bent. (Ja dus, zo oud zie ik er dus echt uit…) Je luistert naar de mooie verhalen in de toespraken. Ze ontroeren je. Familie.

Een andere dag. Je hebt de tekst verzonden naar de Commissie. (Spannend. Net echt.) Je ziet op het scherm dat de tekst is aangekomen op de bestemming. (Wat zou er nu verder gebeuren?) Al het werk van de voorbije weken is nu uit je handen. (Je denkt aan het jongetje.)

Je stuurt de tekst ook door naar het Europese netwerk. (Misschien zal er ergens iemand reageren.)

Net voor je vertrekt, zie je dat er een mail binnenkomt. Een eerste reflex: oei, er zal iets niet in orde zijn met wat je had doorgegeven. Je collega zegt dat het ook gewoon een bedankmail kan zijn, omdat het wel goed was. Ze heeft gelijk.

De avondvergadering. (Soms is het vermoeiend telkens te moeten antwoorden op cynisme. Je doet het toch, dat had je ooit aan jezelf beloofd.)

Een nieuwe dag. De webinartest. Je leert elke keer weer iets bij.

Twee afspraken die avond. Bij de vergadering kan je maar even blijven. Je kijkt naar de cijfers. Ze maken je bezorgd. Je fietst door naar de tweede afspraak. In de tuin van de abdij luister je naar de beiaard. De muziek lijkt zo transparant. Daarna komt de film. Met zoveel mooie verhalen. (Iets over liefde.) De zus van de vrouw naast je in de zaal is beiaardier, zo blijkt. Wat je ziet, ontroert je. (In een vage herinnering was je ooit met je vader op bezoek geweest in die klokkengieterij, al ben je niet zeker.) Je praat nog even met de zoon van de klokkengieter. Daarna met de twee beiaardiers. Ze hebben allebei je vader gekend.

De volgende dag. Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar.

Een grote meid wordt negentien. Je bent zo blij voor haar. En trots natuurlijk. (En je kreeg een cadeauhint.)

Je denkt aan verhalen.

Je ziet de foto van de president. Naast hem is tijdens een persconferentie een man flauwgevallen. Het interesseert hem duidelijk niet. Hij kijkt wezenloos in de camera, waarschijnlijk geïrriteerd omdat niet alle aandacht naar hem zelf gaat. Die ene foto zegt alles, over wreedheid, over een zieke geest.

Na het werk een vrijdagdrink met de vrienden. Familie.

Ingewikkelde dromen in de nacht.

Een nieuwe dag. Tussen de boodschappen door koffie drinken met je maatje.

Het is de verjaardag van een dierbare vriendin. (Zij is nu ook bij de club. Je hebt een mooi plan voor haar, hopelijk zal het lukken.)

Je denkt aan een vriendin met een kind in haar buik. Het maakt je week. Het is er nog even, daar, en dan mag het in de wereld komen. (Je stelt je voor, hoe het zou zijn, een kind in je buik. Misschien is het als je uit handen geven aan een rivier. Waarschijnlijk zou jij bang zijn van de rivier, denk je. Met een stotterend lichaam.) Je wenst haar de rivier, en al het goede van de wereld. 

01 november 2025

Where is now thy God?


Een week met veel muziek. Zo zie je het voor je. Misschien ook een stille week.

Het is stil op het werk. Collega’s zijn in vakantie, of ziekjes. (De dingen zullen naar jou komen.)

Je bent een beetje zenuwachtig. Die avond het concert waar je al lang naar uitkijkt. (Je probeert er zo weinig mogelijk aan te denken. Je wilt dat het er ineens is, en dat je alleen maar in dat moment zult zijn.)

Op tijd weer naar huis, om straks op tijd te kunnen vertrekken. Eten maken. (Telkens verwarrend, eten voor een concert. Wat mag je wel, wat mag je niet doen.)

Je loopt langs bij de vriendin die mee zal gaan, net als zowat alle vorige keren. In de trein, rustig. Netjes op tijd. In het café naast de mooie zaal zoeken jullie je andere vriendin, die er ook weer bij is. De controles, en dan zijn jullie binnen. (We zijn binnen!) Je zoekt je plekje vooraan in die heel bijzondere zaal. Rustig.

Hij komt zo onopvallend mogelijk het podium op, gaat achter de piano zitten. (Jullie kunnen zien dat zijn voeten nauwelijks de vloer raken.) En het begint. De muzikanten staan rondom hem, volgen hem, ademen mee, zo lijkt het wel. Je hebt geen idee hoe vaak je hem al zag. Je wilt alleen in dit hier en nu zijn, in dit hier gebeurt iets. Misschien heeft ook zijn muziek No Direction Home. Je kijkt naar dit hier.

In de trein terug weet je dat je ook dit keer eigenlijk geen recensies wilt lezen, geen analyses wilt horen, geen meningen. Je wilt dit gewoon bij je houden, dat je keek naar een hier, waar iets ontstond, iets onderweg was. En jij mocht er zomaar bij zijn.

(De nacht legt zich moeilijk neer. Het geeft niet, de ochtend zal wel weer komen.)

Een andere dag. Je probeert tegen de middag zoveel mogelijk af te krijgen. Het lukt bijna.

Je hebt een mooie brief gekregen die je erg ontroert. (Misschien mag het.)

Op weg naar die andere stad, om een vriend te bezoeken. Je gaat mee met een andere vriend, jullie komen elkaar tegen in het station. (Je denkt aan de tijd, hoe die beweegt.)

De ontmoeting ontroert je. In zijn hoofd komt langzaam de mist op. (Misschien kun je niet weten waar het hier is, misschien kantelt het uit zichzelf, trekt het zich terug in de randen van wat een plek was. Je weet het niet.)

In de trein terug beweegt het nog in je. Je kijkt ernaar.

Een andere dag. Je hebt een lang lijstje, probeert zo snel mogelijk te werken. (Zoveel vakjes in je hoofd, je probeert het ene na het andere aan te raken en dan opzij te schuiven. Je denkt nog aan het gesprek op het perron, enkele dagen eerder, net daarover.)

De tekst die al enkele dagen op zichzelf wachtte, is eindelijk klaar.

Je stuurt enkele berichtjes. (Op een of andere manier voelde je dat het nodig was, wat ook zal blijken.)

Het lijstje loopt door tot een stuk in de avond. (Oef, die dingen zijn eindelijk klaar.)

Een andere dag. Een volgend stuk van je lijstje dat je eindelijk uit de wachtruimte wilt halen. (Het lukt.)

(Je denkt aan de rivier.)

Op tijd vertrekken. De fotograaf moet een foto van je maken. De vorige dag werd je gebeld om iets te vertellen over een bijzonder boek, geschreven door een vriend. En er moet ook nog een foto bij. Tijdens het poseren vertel je over je vader. (Je vraagt je af hoe oud je bent.)

Een overleg. Je probeert je ideeën te ordenen, probeert ze te zien. Het is een goed gesprek.

Een lange telefoon met een vriendin. (Soms mag je een rivier zijn.)

Een andere dag. Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar, zoals elke week. (Het is als een ritueel, denk je.)

Zoals elke dag komt de poetsmevrouw een beetje verlegen de ruimte binnen. Je ruimt snel je bureau nog een beetje op en gaat even naar de gang, zodat ze rustig haar werk kan doen. Zoals elke dag bedank je haar en fluistert zij iets terug.

Je gaat nog naar de tentoonstelling. Twee mensen uit een ver verleden, uit je geboortedorp. Je bent zo blij dat het nog gelukt is om er te geraken. Het ontroert je heel erg om hen te zien. De werken die ze samen maakten zijn zo mooi.

In de trein terug laat een vrouw een roos vallen. Je staat op en gaat haar de roos brengen. Ze glimlacht.

Terug thuis vertrek je snel weer terug, voor de weekendboodschappen. Je haalt nog de speciale nieuw box op met muziek van de zanger die je in het begin van de week zag. Toen hoorde je de muziek van het oudste einde van zijn leven. De box gaat over het jongste deel van zijn leven.

Die avond, een concert, met een vriendin, in de enigszins kille kerk dicht bij waar je woont. (Je wilt alleen maar in een hier en nu zijn.) De muziek is zo mooi, zo helder. Het is alsof je iets voor het eerst hoort. Er gebeurt iets, wanneer die ene zangeres vooraan staat te zingen: “Tears are my daily food, while thus they say: where is now thy God?”

Een andere dag. De dag van de doden. Een vriendin vraagt je waar de doden zijn. (Ze zijn er alle dagen wel een beetje denk je, in een hier.)

Terwijl je werkt aan de Engelse vertaling van die lange tekst luister je naar de muziek van de toen nog zo jonge zanger. In wat je hoort zie je hem precies groeien. Dingen die hij maakte net voor jij geboren was. En in dezelfde week hoorde je waar hij nu is. Nog steeds niet thuis, nog steeds in beweging.