Misschien ligt het aan de herfst, denk je. Je houdt van de herfst, maar het leven mag ook stil zijn, in enkel een trage melancholie.
De zondag blijft nog een beetje hangen in je huid, merk je. De brief aan je vriend liet je iets zien over het verder levende leven. Je moet het nog wat laten bewegen, denk je.
(Je lijstje staat weer vol. De derde heel drukke week. Er zijn stilaan minder vakjes over in je hoofd. Je wilt ze een voor een kunnen afwerken, al het andere moet even wachten. Het wordt wel een lange adem stilaan. Lege plekken zouden welkom zijn. Misschien moet je daarvoor alleen zijn. Aan troost durf je niet te veel denken.)
Je zegt die ene vergadering af, om rustig te kunnen werken. Je hebt werk over te nemen van een collega, je wilt het rustig en grondig kunnen doen.
Op tijd terug vertrekken voor die andere vergadering. De trein heeft vertraging, je komt wat te laat, zoekt een plekje. Je kijkt, je luistert. Je zou alleen willen kijken en luisteren. Iets maakt je verdrietig, merk je. Misschien mag het.
Op weg naar huis maak je nog een foto van het sluikstort dat iemand in je straat heeft aangericht. Je stuurt alles door. (De volgende dag wordt het meteen opgeruimd, zul je merken.)
Een andere dag. De dingen doen. (Soms verlang je gewoon naar de dingen doen.)
Op tijd weer terug, voor de boekvoorstelling. Het is al een tijd geleden dat je haar nog zag. Je wilt er graag bij zijn. Een boek over levensbeschouwingen en wijsheden, inzichten voor een zinvol leven. (Je schrikt een beetje wanneer je binnenkomt, er staan tafeltjes, er zal gewerkt moeten worden, en je wilde zo graag alleen maar luisteren. Het is.) Je hoort de verhalen over het boek, hoe het er kwam, en waarom. En daarna is het dus werken. Het wordt een mooi gesprek aan jouw tafel. Naar aanleiding van de Bergrede gaat het al snel over god en het goddelijke. De woorden gaan heen en weer tussen jou en de theoloog naast je, je kent hem nog van vroeger. Je begrijpt wat hij zegt, hij begrijpt wat jij zegt. Door het gesprek begrijp je zelf iets meer over je eigen spiritualiteit, waar ze nu beweegt.
Bij het buitenkomen zie je dat enkele mensen je probeerden te bellen. Je belt terug, en hoort het verschrikkelijke nieuws dat iemand er niet meer is. Een vriend in het onderweg zijn. Je hoort het, je schrikt heel erg, je probeert iets te vatten, maar het lijkt niet helemaal door te dringen. (Het is zo snel gegaan, je had hem zo graag nog willen bezoeken voor een afscheid.) Soms denk je dat mensen er altijd zullen zijn. Misschien is dat denken niet helemaal eerlijk tegenover het leven, maar je doet het. (Je probeert in je hoofd te herhalen wat je hoorde.)
Een andere dag. Je werkt thuis.
Je belt enkele vriendinnen met het droeve nieuws. De dingen zeggen, het helpt. Als je de woorden herhaalt, komt de werkelijkheid van het haperende leven dichterbij.
De meneer komt je gasketel repareren. Hij doet het rustig en grondig. (Je bent ook rustig, denkt aan de mogelijkheid van warmte, die weer verzekerd is. Misschien is het idee al genoeg.)
(Je herhaalt de woorden in je hoofd. Je ziet beelden van zoveel herinneringen. Een dierbare herinnering is hoe jullie vaak samen uren onderweg waren en hij vertelde over alle landen waar hij geweest was. Je kon gewoon luisteren en vragen stellen.)
Die avond, met een vriendin naar een concert. Je vertelt haar het droeve nieuws. Ze schrikt. (Ze zegt later dat je het vertelt alsof je het zelf nog niet gelooft, en het is misschien ook wel zo.) De zangeres op het podium neemt het publiek meteen mee in haar heel eigen universum, met die diepe zware stem, geworteld in de fado. (Het lijkt heel even zo onwezenlijk. Een dag eerder is iemand gestorven, en de wereld gaat verder. Het verder levende leven. Je probeerde het die vorige dag nog uit te leggen, hoe dat verder levende leven voor jou het mysterie en het verband is, zonder god, zonder antwoorden op de vragen die zich niet laten te beantwoorden. Die naaktheid.) Je kijkt en je luistert. Hoe ze helemaal zichzelf is, zo lijkt het toch. Ze heeft haar eigen wereld gemaakt op het podium, en dat beschermt misschien tegen te gevoelig, tegen te veel wereld daarbuiten. Na het concert praten jullie nog na. Je luistert, je bent moe.
Een andere dag. De collega’s zijn aanwezig, er is veel beweging. Verhalen.
Je merkt hoe je lichaam traag op gang komt, zich in zichzelf lijkt terug te trekken. Je drinkt een paar glazen water en het stroomt beter, denk je.
Die avond. Je hebt een lezing te geven, bij de vrienden van een naburige gemeente. Je vertrekt op tijd met de fiets, en komt natuurlijk veel te vroeg aan. Je hebt nog niet vaak een lezing gegeven in een kerkgebouw. Je wilt het goed doen, weet dat het belangrijk is voor hen. Het verhaal trekt je op gang. (En halverwege voel je hoe moe je bent, hoe iets in je huid zich lijkt te verzetten, hapert.) Je maakt je verhaal af, vertrekt op tijd weer terug.
Een andere dag. Je staat, nog een beetje haperend op. Je beslist om thuis te werken, zodat je tussendoor even kunt rusten.
Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar, werkt de andere taken af. Het is stil verder.
(Je denkt iets over troost. Je ziet wat het zou zijn.)
Je ziet de reactie van de fietsenmaker op de tekst die je maakte. Het ontroert je.
Die avond zoek je in je fotoarchief naar foto’s. Terwijl je bezig bent, lijkt het ineens een van de enige dingen die je kon doen. Je ziet weer hoe hij aanwezig was al die tijd. Je deelt de foto’s met de vrienden. Ze zijn een plek.
Een andere dag. Je doet eerst snel het eerste deel van de boodschappen. Je fietst door de hevige regen, vertrekt naar het station voor de uitvaartdienst van je tante. (Je bent uiteindelijk, voor de verandering, nog zeer ruim op tijd op het perron.)
De aansluitende bus laat op zich wachten. Je komt net te laat in de aula van het crematorium. Je nicht is al bezig met haar verhaal. En daarna komen alle andere verhalen. De gezangen van het koor. Het ontroert je heel erg. Alsof een leven door de verhalen teruggegeven wordt. Je beseft dat je te weinig wist van dat leven, dat altijd ergens elders was. Ze leefde vaak achter muren, met de wanen en spoken in haar hoofd. Maar de verhalen brengen haar terug. De twee verpleegkundigen die komen vertellen over hoe het was om voor haar te zorgen, ze raken je heel diep. Je ziet ook dromen, je ziet ook de liefde. Je begrijpt iets van de veiligheid van een plek. Je bent dankbaar.
Je praat nog na met je familie, met de twee dochters van je tante. Het maakt je week, en dat is goed, denk je.
De bus laat weer op zich wachten, maar het is niet erg. Je haalt de trein nog. Je doet de rest van de boodschappen. Je praat met de vrouw aan de kassa, vraagt of ze alle namen kent van al die verschillende soorten pasta. Je fietst door de stad, denkt weer aan die mevrouw in de metro eerder in de week met haar grote bos kroeshaar. Hoe ze instapte, traag naar je keek, en glimlachte, voor ze ging zitten. De regen heeft zich teruggetrokken. Straks kun je alleen thuis zijn. Je huid kijkt naar het verder levende leven.