Wat een boek… Wat een geweldig boek. Zo tragisch, zo komisch, zo vol mededogen. Zo indrukwekkend zichzelf. Zo prachtig geschreven. Een boek dat op elke bladzijde een beetje ontploft in je hoofd, door schitterende zinnen, onverwachte wendingen, veranderende ritmes, inzichten, … The Bee Sting van de Ierse auteur Paul Murray (vertaald als De bijensteek) is het allemaal, en nog veel meer. Een grote dikke familieroman over de tragische familie Barnes die je als lezer alle hoeken van je emotionele kamer laat zien. Een dik boek dat overvol is van goede ideeën waarbij je je regelmatig afvraagt waar dat allemaal vandaan komt. Een boek over mensen die overeind proberen te blijven wanneer de grond onder hun voeten weg begint te schuiven en niet altijd beseffen dat ze zonder elkaar hun toekomst niet zullen overleven. En een boek dat op een originele manier ingaat op de grote ecologische uitdagingen van vandaag en morgen, zonder je gemakkelijke troost te bieden.
Het boek draait om de levens van de familie Barnes, met vader Dickie, moeder Imelda, dochter Cass en zoon PJ. Het speelt ergens in de nasleep van de economische recessie in het landelijke Ierland. Na de grote economische boom in het land, begint het slechter te gaan. En dat voelt Dickie heel goed. Hij heeft de autogarage van zijn vader Maurice overgenomen, heeft een tijd heel goede zaken gedaan, maar nu gaat het slecht. Hij doet zijn best om het te verbergen, maar het wordt erger en erger. Zijn vrouw Imelda, die was gewend aan een rijke levensstijl, doet ook haar best om de schijn op te houden, maar moet spullen verkopen op eBay. Cass is 17, maakt zich enorm zorgen over de klimaatcrisis en beschouwt haar vaders bedrijf als een van de veroorzakers van al dat leed. Ze vindt haar ouders, met name haar moeder, oppervlakkig en onuitstaanbaar. Ze heeft een intense, maar nogal onevenwichtige, vriendschap met Elaine, naar wie ze erg opkijkt. Met haar wil ze naar Dublin gaan om te gaan studeren en zo te ontsnappen. PJ is 12, een naïeve jongen die net tussen kind en toekomstige puber zit. Hij probeert het gezin bij elkaar te houden, is bang dat hij zal worden weggestuurd naar een kostschool als het fout gaat tussen zijn ouders. Op school is hij het slachtoffer van een bully. Alle vier zoeken ze onhandig hun weg, waarbij ze door onhandige keuzes of tegenslag hun eigen ellende nog vergroten. Er is dus ook nog Maurice, de vader van Dickie, die het bedrijf succesvol maakte in de goede jaren, en nu zit te rentenieren in Portugal. Kan hij redding brengen? En er is Mike, de vader van Elaine, die enkele (economische en amoureuze) buitenkansen ziet in de neergang van de garage.
Het boek is heel ingenieus opgebouwd, in verschillende vormen en registers. Je leert als lezer de voorgeschiedenis kennen van Dickie en Imelda. Hun verhalen worden geweven tussen de tragikomische gebeurtenissen in het nu. Imelda, die uit een zeer arm en disfunctioneel gezin komt, was ooit hevig verliefd op Frank, de broer van Dickie. Ze zouden trouwen. Dickie was van de twee broers de intellectueel, die in Dublin ging studeren. Frank, een lokale beroemdheid in het voetbal, was de publiekslieveling en zou de garage overnemen. De dingen zijn anders gegaan dan oorspronkelijk gedacht, en ieder probeert er op haar of zijn manier het beste van te maken, al blijven de geesten van vroegere dromen of nooit uitgesproken geheimen de hele tijd in de buurt. Imelda kijkt machteloos toe hoe Dickie samen met een prepper een soort bunker begint te bouwen waar ze zich zullen kunnen beschermen tegen de nakende apocalyps. Ze verlangt naar iets dat de leegte die ze in zich voelt kan helen, nadat de mensen bij wie ze zich echt veilig en geliefd voelde verdwijnen uit het leven. Ze weet ook niet goed wie en hoe ze moet zijn voor haar kinderen, die op hun manier volledig vastlopen in hun pogingen om een plek te vinden in de wereld. Als lezer zie je alles gebeuren. Je zou hen tegen zichzelf willen kunnen beschermen, maar moet toekijken hoe het telkens – nadat het even goed leek te gaan – toch weer een beetje fout gaat.
Wat zo mooi is aan het boek, is dat die vier echt een heel eigen stem hebben en bewegen in een eigen wereld. Je voelt en hoort helemaal hoe het is om twaalf te zijn in zo’n gezin. Je voelt hoe zo’n jongen nog niet begrijpt hoe de dingen in de grote wereld in elkaar zitten en hoe hij via magisch denken de brokken weer zou willen kunnen lijmen. Je voelt hoe zo’n meid van zeventien zich op sleeptouw laat nemen door een vriendin, hoe ze beweegt en handelt in functie van de blikken van anderen, hoe ze zich helemaal laat gaan, hoe ze heel stoer in die grote stad ineens beseft hoe kwetsbaar ze is. In Dickie zie je een man die op alle mogelijke manieren probeert het goede te doen, en zo gezien wil worden, wat ertoe leidt dat hij zichzelf onderuit haalt. En Imelda, die nooit de kans kreeg op een goede opleiding maar wel het ‘mooiste meisje’ was, probeert zich staande te houden, vastbesloten te ontsnappen uit het geweld van haar jeugd.
Het boek werkt op veel niveaus tegelijk, in het verhaal en in de vorm van het boek. Als lezer voel je je de hele tijd betrokken bij deze echte authentieke mensen die stuntelen en struikelen op weg naar hun dromen. Je bent gecharmeerd, je bent kwaad, je moet ongelooflijk lachen, je bent verdrietig, allemaal tegelijk, soms binnen een zelfde pagina. Naargelang de situatie, het moment in de tijd of het personage beweegt de tekst zich ongelooflijk knap in verschillende stijlregisters. De verteller straalt op een of andere manier erg veel zelfvertrouwen uit, neemt je mee in dit boek dat niet zomaar rechtlijnig is en dat geen gemakkelijker ‘closure’ geeft. Het microverhaal van de verhoudingen tussen die mensen staat naast andere lagen. Het boek is ook een reflectie over opgroeien in een ingewikkelde wereld, over relaties tussen ouders en hun kinderen, over de wisselwerking tussen een economische crisis en de kansen van mensen uit verschillende klassen, over levenskeuzes in een land dat lang onder een loodzware druk van de katholieke kerk gebukt ging, en nog veel meer. Zo zit het omgaan met een dreigende klimaatcrisis op een heel ingenieuze manier verwerkt in het boek. Die grote dreiging van daarbuiten, waarop heel verschillende antwoorden mogelijk zijn, uit zich in spanningen tussen familieleden die alleen een beetje verloren lopen.
Dat verloren lopen blijft je misschien wel het meest bij. Op hun manier hebben de vier hoofdpersonages allemaal grotere of kleinere geheimen. Ze vertellen niet alles tegen elkaar, klampen zich soms vast aan iets dat ze zouden willen zijn, iets dat door anderen zal gezien worden, en verliezen zo elkaar. Het boek neemt zijn tijd, al heb je als lezer het gevoel dat het de hele tijd blijft stromen. Maar die tijd geeft breedte aan de personages. Wanneer je in het begin van het boek, door de ogen van de kinderen naar de beide ouders kijkt, dan lijkt het alsof ze oppervlakkige en onwetende wezens zijn. Maar dan neemt het boek alle ruimte om telkens als in een verhaal in het verhaal te schetsen wat er voorafging aan dit nu. En zo ga je stap voor stap heel anders kijken naar Dickie en Imelda. In Dickie zie je iemand die door de maatschappelijke context, onverwachte gebeurtenissen en een gebrek aan moed vastloopt in zijn pogingen om als ‘de goede’ te worden gezien, waarna hij als het ware zichzelf wil laten straffen voor zijn falen. Imelda is misschien wel het meest indrukwekkende personage. Ze is complex, tegelijk gedreven door romantische dromen en ook strategisch uit noodzaak. Ze draagt de kwetsuren van een vreselijke jeugd en probeert te laveren in een ingewikkelde wereld, waarbij die mensen bij wie ze zich echt veilig voelde uit beeld zijn. Het hele boek ademt mededogen voor deze personages die je als het ware de hele tijd kunt horen en zien. Zullen ze het redden? Naarmate je dichter bij het (ongelooflijk spannende) einde van het boek komt, zie je dat ze allemaal elkaar nodig hebben, en dat dat de enige weg is voor hen. En daarmee geeft het boek meteen ook een subtiel antwoord op de grote vragen die het behandelt. The Bee Sting is een magistraal goed boek.



